Author: ecoblogg

De eco-claim van gerecyclede nylon

Wanneer ik klanten bezoek met onze stoffencollecties, draag ik graag een rok en panties. Met panties aan voel ik me meer vrouw. Toch vind ik panties niet echt geweldig dragen, ze zijn zweterig en gaan o zo snel kapot. Heel jammer en zeker niet duurzaam.

Wat is dat nu eigenlijk, zo’n nylon panty, waar is die van gemaakt en zijn er eco-panties?

Eerst maar eens de vraag wat nylon eigenlijk is. Kort samengevat is het een vezel die wordt aangeduid als een ‘polymeer’, een synthetische stof die ontstaat door de samenkoppeling van verschillende ‘monomeren’, molecules die de eigenschap hebben dat ze zich laten koppelen aan andere. De belangrijkste grondstof voor nylon is het monomeer caprolactam, dat wordt geproduceerd uit fossiele grondstoffen.
Uiteraard zijn de eigenschappen van het polymeer dat ontstaat door zo’n koppeling, afhankelijk van de molecules die gekoppeld worden. Nylon behoort tot de groep van de polyamides.
Het polymeer wordt uiteindelijk geproduceerd in de vorm van korrels of chips die bij een temperatuur van 250 graden worden gesmolten om er garen van te maken. Door het smelten ontstaan een vloeibare massa die door een plaat met talloze kleine gaatjes wordt geperst zodat er lange draden  (filamenten) ontstaan die na afkoeling (door een luchtstroom) verharden. Het door de matrijs persen van deze vloeibare massa is de feitelijke garenproductie en wordt daarom ‘spinnen’ genoemd.

Parachutestof

Nylon werd in de jaren 30 ontwikkeld door de firma Dupont, niet om er beenmode maar om er parachutestof van te maken. Parachutes werden tot die tijd gemaakt van zijde, een materiaal dat in die tijd steeds zeldzamer en duurder werd.
Andere toepassingen volgden met de verdere ontwikkeling van de techniek maar het duurde nog tot in de jaren 50 voordat er dunnere nylonvezels werden geproduceerd waarvan gladde en steeds dunnere kousen werden gemaakt.
De nylons waren een instant succes en vlogen de winkels uit. Aanvankelijk werden de kousen nog opgehouden door jarretelles, vanaf de jaren 60 werden die steeds vaker vervangen door de panty, een woord dat trouwens is afgeleid van ‘pantalon’.

Ondanks de enorme populariteit van nylon panty’s was het draagcomfort lala. In een bekend handboek voor textielonderwijs worden de voordelen van polyamidevezels als nylon samengevat: gemakkelijk te wassen, gemakkelijk te ontvlekken en snel drogend. Maar dan gaat het verder: “Een nadeel is, dat het minder geschikt is als eerste huidbedekking, omdat het vocht dat door het lichaam wordt afgescheiden, weinig door de nylon wordt geabsorbeerd.”

Toch is een kous of panty precies die “eerste huidbedekking” waarover hier wordt gesproken. Tsja, ijdelheid is van alle tijden, en het oog wil nou eenmaal ook wat.

Over het draagcomfort kunnen de meningen wellicht nog uiteenlopen, maar een panty die is gemaakt van nieuwgemaakte nylon is in elk geval niet eco. De belangrijkste grondstof (caprolactam) is een aardoliederivaat, bovendien wordt bij de productie van elke kilo van dit materiaal ook nog een veelvoud (4 à 5 kilo) zout geproduceerd. Niet erg schoon.
Uiteindelijk vergaat nylon trouwens wel, maar niet erg snel: het proces duurt 30-40 jaar. En ondertussen wordt er steeds meer van geproduceerd.

Recyclen

Hoe zit het nou met gerecyclede nylon? In het normale spraakgebruik hebben we het bij recyclen over hergebruik van gebruiksproducten (post-consumptie afval). Oude kranten worden ingezameld en er wordt nieuw papier van gemaakt. Plastic flessen worden na gebruik omgesmolten en er worden nieuwe van gemaakt. Statiegeldflessen worden eveneens opnieuw gebruikt.

De ‘gerecyclede nylon’ die wordt gebruikt voor het maken van panty’s wordt op een heel andere manier verkregen. Er is geen sprake van dat afgedankte kledingstukken worden omgewerkt tot nieuwe kleding. Hoewel er wel verschillende initiatieven in die richting zijn genomen, bestaan er nog geen groot opgezette en efficiënt werkende inzamelsystemen voor nylon kousen of panty’s. En zelfs als zouden die wel bestaan, dan is het moeilijk om van oude panty’s nieuwe te maken, omdat er ook elastische vezels in worden verwerkt. Voordat er sprake kan zijn van recycling, zouden die elastische vezels eerst van de nylon gescheiden moeten worden.

Als er wordt gesproken over panty’s van gerecyclede nylon, gaat het daarom meestal over “pre-consumptie afval”: afval dat ontstaat voordat het door een consument is gebruikt. Met andere woorden: schoon productie-afval. Die afval, normaal in elk productiebedrijf, wordt dan verzameld, gereinigd en opnieuw omgesmolten. Het komt dus niet direct op de alsmaar groeiende en traag afbrekende berg nylon. Daarnaast worden bij dit recyclingproces aanzienlijk (ongeveer 25%) minder grondstoffen en energie gebruikt dan bij de productie van nieuwe nylon. Heel mooi, maar is dit ‘eco’ of gewoon efficiency en besparing?

Duurzaam?

Is een nylonkous uit gerecyclede nylon nu een duurzaam product? Om te bepalen hoe duurzaam een vezel is, zou een zogenoemde Life Cycle Analysis (LCA) gemaakt moeten worden. Daarbij wordt gekeken naar allerlei factoren, zoals energieverbruik, CO2-uitstoot, waterverbruik, en het gebruik van land (dat immers ook voor voedselverbouw zou kunnen dienen). Het probleem bij het maken van een LCA is altijd: welk belang is toegekend aan elk van die afzonderlijke factoren. Hoe kan je waterverbruik bijvoorbeeld vergelijken met landverbruik?

Dat was ook de kern van de kritiek die enkele jaren geleden ontstond na zo’n onderzoek naar de duurzaamheid van textielvezels. Deze benchmark werd destijds gemaakt in opdracht van Made-By, een organisatie die streeft naar meer duurzaamheid en betere sociale werkomstandigheden binnen de fashion industrie. Opvallend was dat de mechanisch gerecyclede kunstvezels daarin bijzonder goed uit de bus kwamen, gerecyclede nylon scoorde bijvoorbeeld net zo goed als biologisch geteelde hennep of vlas, maar beter dan ‘conventionele’ hennep, al is daarvan bekend dat die bijna altijd zonder bestrijdingsmiddelen en met een gering waterverbuik wordt geteeld.

De uitslag leidde dan ook tot scepsis. Zo werd in deze LCA pas gekeken naar de milieukosten vanaf het moment dat de nylon wordt hergebruikt. Alle stappen die eerder werden genomen om te komen tot een kunstvezel, worden in het geheel niet meegewogen.

Is gerecyclede nylon nou ‘eco’? Natuurlijk is het een stapje in de goede richting, dat materiaal wordt hergebruikt. Van de andere kant kan je misschien ook zeggen dat de productie van gerecyclede nylon nog meer energie kost dan die van gewone nylon, als je ook de eerste productie meetelt. Dus of het nou ‘eco’ is? Misschien, maar naar mijn gevoel alleen als je een heel brede definitie van dat begrip hanteert.

Garens van Himalaya-netels

Ecotex heeft een nieuw duurzaam garen ontwikkeld dat bestaat uit een menging van 70% wol en 30% Himalaya-netel. Het garen is ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Belgische spinnerij Mefil en Himalaya Wild Fibers (Kathmandu, Nepal).

Meerdere bedrijven die zich richten op interieurtoepassingen hebben nu al enthousiast gereageerd op het wol-netelgaren. Met name de zachte greep en de mooie glans vallen erg in de smaak. Het garen is bijzonder geschikt voor tapijten en andere interieurtoepassingen als plaids en kussens. Bovendien is het ‘Himalayagaren’ een fantastisch voorbeeld van duurzame en sociale productie.

De Himalaya-netel of allo (Lat.: Girardinia diversifolla) groeit op een hoogte van 1200-3000 meter in de bossen aan de voet van het hooggebergte. De plant wordt 1,5 tot 3 meter hoog en er wordt een zeer lange en sterke vezel uit gewonnen. Door de inheemse bevolking wordt die al sinds eeuwen gebruikt om er uiteenlopende producten van te maken: touw, netten, matten, lakens maar ook kleding.
De Himalaya-netel groeit snel, zonder het gebruik van insecticiden of bemesting. Essentieel is de manier van oogsten: als de plant niet wordt uitgerukt, maar wordt afgesneden regenereert hij zichzelf door verder te groeien op de bestaande wortelstok.

Over het algemeen worden de planten verzameld door vrouwen van boerenfamilies, wat hen buiten het seizoen een bijverdienste oplevert. Veel van deze families staan min of meer buiten de geld-economie, het geld dat ze ontvangen voor de netels is vaak het eerste geld dat ze verdienen, waarmee ze medicijnen en eten kunnen kopen, maar ook toegang krijgen tot onderwijs. De Himalaya-netel kan een belangrijke inkomstenbron worden voor de arme bergdorpen

Himalaya-netel wordt nog altijd slechts zeer kleinschalig gewonnen, maar heel langzaam begint de vraag te stijgen. Dat heeft enerzijds waarschijnlijk te maken met de fascinatie voor dit exotische product, maar ook met de goede eigenschappen. Mensen met een gevoelige huid ervaren de kleding die is gemaakt van allo als verzachtend.

De Belgische spinnerij Mefil is erin geslaagd de vezels te kammen, waarna ze zijn versponnen met wol, zodat ze geschikt zijn om mee te tuften, breien en weven. Daarbij is gebruik gemaakt van een uniek verviltingsproces.
In het nieuwe garen is zogenoemde Laneve-wol verwerkt, een certificering van de Nieuw-Zeelandse wolorganisatie Wools of New Zealand. In die certificering wordt niet alleen gelet op de kwaliteit van het product maar ook op dierenwelzijn en milieunormen. De herkomst van de wol is volledig traceerbaar.

 

 

Polyester in plankton

Aan de universiteit van Ljubljana (Slovenië) is voor het eerst vastgesteld dat microvezels van polyester sterfte van plankton veroorzaken. De volledige resultaten van het Sloveense onderzoek zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Environmental Pollution.

Plankton is een directe voedselbron voor tal van waterdieren en enorm belangrijk in de voedselketen, uiteindelijk ook voor de mens. Dat micro-plastics grote gevolgen hebben voor het maritieme leven en het milieu in het algemeen is al langer duidelijk, maar was nog nooit eerder op dit niveau onderzocht. Wetenschappers spreken over de ‘plastificering van de voedselketen’. Meestal belanden die microscopisch kleine polyesterdeeltjes door het wassen van kleding in het water.

Dat er steeds meer van die kleine plasticdeeltjes in het milieu belanden is nog maar de helft van het verhaal. Volgens Dr. Nick Mallos van Ocean Conservancy in een interview met Ecotextile News, is ook aangetoond dat andere verontreinigende stoffen als het ware samenklonteren op de microvezels, wat de impact van de verontreiniging met polyester alleen maar groter maakt. En verontrustender.

Polyester (PET) wordt veel gebruikt in de conventionele kledingindustrie. Het is eigenlijk hetzelfde spul als ook wordt gebruikt voor het maken van frisdrankflessen. Merkwaardig is dat de laatste jaren het gebruik van ‘gerecyclede polyester’ door een aantal kledingmerken maar ook door organisaties als Milieu Centraal naar voren wordt geschoven als een ‘schone vezel.’ Het wordt echter steeds duidelijker dat polyester in kleding een kwalijke rol speelt in de vervuiling van de zeeën. Het gebruik van gerecyclede polyester is daarvoor geen oplossing, en verergert het probleem misschien zelfs.

Toch is het gebruik van kunststofvezels soms bijna onvermijdelijk, ook in natuurlijke of biologische kleding. Dan hebben we het over speciale producten als beha’s of leggings. Binnen de Global Organic Textiles Standard (GOTS) is daarover bepaald dat in dit soort producten tot 5% elastaan is toegestaan, mits de overige 95% bestaat uit natuurlijke materialen van gecertificeerde biologische herkomst. Een beha van 95% biologische katoen en 5% elastaan kan dus toch GOTS-gecertificeerd zijn, eigenlijk vooral omdat er voor het gebruik van elastaan in deze functionele kledingstukken nog geen goede alternatieven bestaan. De uitdaging is om die te vinden en het gebruik van kunststofvezels in de textiel verder terug te dringen.

Alpacawol

Alpacawol wordt veel geprezen. De wol staat niet alleen bekend om zijn mooie structuur en zachtheid maar ook om zijn stevigheid: sterker dan de wol van merinosschapen en dus minder slijtgevoelig. Daarnaast heeft alpacawol een gladder oppervlak dan schapenwol en is daardoor minder krimpgevoelig als hij wordt gewassen. “Maar is de manier waarop alpacawol wordt gewonnen ook wel diervriendelijk?” vroeg iemand ons.

Op internet zijn filmpjes van te vinden waarop schapen en alpaca’s worden geschoren op een manier die niet anders kan worden omschreven als dierenmishandeling. In 2015 kwam het buitensportmerk Patagonia negatief in het nieuws door zo’n filmpje, dat was gemaakt op de boerderij van een van zijn toeleveranciers.
Zijn dergelijke praktijken uitzonderingen of is het aan de orde van de dag? Gerhard Schoppel van onze toeleverancier Schoppel Wolle schrikt, als we hem vertellen van het Patagonia-filmpje, en belooft het uit te zoeken. Een paar uur later meldt hij zich weer. Hij heeft de clip gevonden en intussen ook gebeld met zijn leverancier in Zuid-Amerika. “Het zou alleen gaan om Ovis, een grote schapenhouder. Bij mijn toeleveringsbedrijf waren geen andere gevallen bekend. En ik kan je zeggen: dierenwelzijn is een thema waar voortdurend aan wordt gewerkt.”
Maar, zegt Schoppel, een alpaca is inderdaad geen mak lammetje. Hij laat zich niet zomaar scheren. De dieren zijn nogal eigenzinnig en moeten voor het scheren worden vastgebonden. “Voor zover ik weet worden alpaca’s altijd op deze manier geschoren, en worden ze juist vastgebonden voor hun eigen veiligheid. Het scheren zelf dient, net als bij schapen, ook de gezondheid van de dieren. In de zomer is het anders veel te warm, en in de wol blijft te veel ongedierte zitten.”

Schoppel heeft een spinnerij die het vooral druk heeft met het verwerken van wol van Duitse schapen. Van de Duitse wol weet hij precies waar die vandaan komt, en hoe er wordt geschoren. Met de omstandigheden waaronder zijn Zuid-Amerikaanse alpacawol en merinoswol wordt gewonnen, is hij minder bekend. Zoals de meeste Europese spinnerijen, laat hij de rechtstreekse inkoop bij de boeren over aan een centrale inkooporganisatie in de landen van herkomst. “Wij hebben ons vooral gericht op het tegengaan van mulesing. En ik kan je garanderen dat dat in Zuid-Amerika niet gebeurt.”

Breierij in Cuzco

Mathias Gutknecht van het Peruaans-Duitse merk Apu Kuntur heeft een directere relatie met de alpacaboeren. Hij is getrouwd met de Peruaanse Nelly Amachi, die in 2008 in de oude Inca-hoofdstad Cuzco een breierij opzette om alleenstaande moeders aan werk te helpen.
“We hebben de hele keten goed in beeld,” zegt Gutknecht. “We hebben niet alleen onze eigen breierij in Peru, maar we kennen ook de boeren die ons de alpacawol leveren. We kopen die daar rechtstreeks in bij meer dan 40 boerenbedrijven.”
Sinds 2008 is het bedrijf uitgegroeid. Gutknecht en zijn vrouw Nelly werken voornamelijk vanuit Duitsland en Zwitserland en bedienen de Europese markt. De Peruaanse tak van het bedrijf, waar in de breierij inmiddels 45 mensen werken, wordt geleid door broers van Nelly.

En hoe staat het dan met de diervriendelijkheid?

Gutknecht: “Een alpaca wordt op een heel andere manier gehouden dan een schaap. Ze zijn wel gedomesticeerd, maar ze staan niet in een wei zoals de meeste schapen hier in Europa. Alpaca’s leven bijna als wilde dieren, in kleine kuddes boven in de bergen, alleen om ze te scheren worden ze bijeengedreven door een herder. En het klopt, het zijn trotse dieren, die flink kunnen tegenstribbelen. Maar ze worden geschoren door vakmensen die precies weten wat ze doen. Er zal mogelijk wel eens iets gebeuren, maar dat zijn incidenten.”

Machinewasbare wol zonder ‘superwash’

Voor het reinigen van je wollen truitjes of sokken raden de meeste fabrikanten nu nog een handwasje aan. Dat was al zo toen onze moeders en grootmoeders de was deden. Alleen door wassen op een lage temperatuur wordt immers voorkomen dat de wol gaat vervilten en krimpen.

Als je in een willekeurige winkel een product koopt dat is gemaakt van ‘wasbare wol’, kan je er eigenlijk van uit gaan dat deze wol chemisch is behandeld. Dat gebeurt over het algemeen met chloor en in een bijzonder milieu-onvriendelijk proces, de zogenaamde Clorine-Hercosett methode. In 2009 schatte de Europese Commissie dat 75 procent van de machinewasbare wol volgens die methode was behandeld, een alarmerend hoog percentage vanwege het enorme waterverbruik dat de methode met zich meebrengt en de grote hoeveelheden schadelijke stoffen die in het oppervlaktewater verdwijnen. Toch is dat vervuilende proces om allerlei redenen (met name economische) nog steeds populair bij grote wolspinnerijen die om de milieuwetgeving te omzeilen, soms de gekste fratsen uithalen. Wij kennen de verhalen van Australische wolverwerkers, die al hun garens eerst naar China verschepen om ze daar machinewasbaar te laten maken met middelen die in Australië zelf niet zijn toegestaan. Daarna komt de hele zwik weer terug om te worden verwerkt.

Het probleem met het wassen van wol is terug te voeren op de bijzondere structuur van de vezel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld katoen is wol niet glad maar bestaat het uit microscopisch kleine schubjes die over elkaar heen liggen. De grootte en de vorm van de schubjes verschillen per schapenras en bepalen de kwaliteit van de wol: of hij hard of zacht aanvoelt, of hij kriebelt of niet, of hij goed isoleert of juist minder. Het zijn ook deze schubjes die ervoor zorgen dat de wol gaat vervilten of krimpen, als hij wordt gewassen.

Waarschijnlijk werd dat door de hele geschiedenis heen nooit gezien als een probleem, en was het gewoon één van die kleine dingetjes die er nou eenmaal bijhoren. Tót de wasmachine werd uitgevonden, en voor het reinigen van wol opeens moest worden teruggegrepen op volstrekt achterhaalde methodes als het op de hand wassen. De wol moest machinewasbaar worden gemaakt!

De industrie kwam met een briljante oplossing: om vervilting en krimp tegen te gaan, moesten die kleine schubben worden afgevlakt. En dat kon met de Clorine-Hercosett methode, ook al ging dat door het overvloedige gebruik van chloor ten koste van veel vervuiling en veel waterverbruik. Zo’n behandeling met chloor wordt in de industrie ook wel een ‘superwashing’ genoemd.

Plasma-technologie

Het ionisatieproces: de wol komt door het plasmaveld. Foto: Südwolle Group

Mogelijk heeft die vervuilende techniek zijn langste tijd gehad. Inmiddels worden er namelijk flinke stappen genomen in een proces dat eigenlijk precies hetzelfde doet als het Clorine-Hercosett-Proces: het afvlakken van de wolschubjes. Alleen gebeurt dat dan niet met behulp van allerlei chemische toevoegingen, maar op een milieuvriendelijke manier, de zogenoemde plasma-technologie. De plasma wordt gevormd door elektriciteit op een gecontroleerde manier door een een niet geleidend gas te jagen. Als de wol door dit plasmaveld wordt gehaald, volgt een reactie die de schubjes afvlakt en vervilting opheft.

Dé pionier op dat gebied is de in Duitsland gevestigde Südwolle Groep. De plasmatechnologie is al een paar jaar oud, maar werd tot nu toe vooral toegepast op wol voor kleinere nichemarkten (zoals biologische wol). Het bedrijf denkt nu dat de tijd rijp is voor opschaling. Al in 2016 werd aangegeven dat de verwachting was om binnen afzienbare tijd 1,5 miljoen kilo wol met de plasmamethode te verwerken. “En met schaal komt consistentie, efficiency en in principe ook kostenreductie. Dan wordt het ook een commercieel alternatief voor de Superwash en niet alleen een niche-product.”

Volgens de Südwolle Groep geeft de nieuwe methode niet alleen betere resultaten op het gebied van milieu, maar komt het ook de kwaliteit van de wol ten goede. Wol die is behandeld met de plasmamethode lijkt minder snellen te ‘pillen’ (het effect van kleine ‘wolkorreltjes’ op een trui) en zou ook een beter vochtregulerend vermogen hebben.

Ook Ecotex heeft artikelen van wasbare wol in de collectie, bijvoorbeeld de loopsportkleding van het merk Engel Sports. Deze wol is allemaal behandeld met de milieuvriendelijke plasmamethode, die overigens is gecertificeerd door de strengste regelgeving op het gebied van ecologische textiel: GOTS en IVN Best.

Foto: Südwolle Group

 

Allergie en kleding

Regelmatig kloppen mensen bij ons aan die last hebben van hun kleding en op zoek zijn naar kleding die geen irritaties of jeuk veroorzaakt. Hoe komt dat nu, die allergie voor kleding?

De gebruikte vezels in een kledingstuk kunnen leiden tot irritatie. Dat geldt voor zowel synthetische- als natuurlijke vezels. Zo is de huid van sommige mensen erg gevoelig voor wol, wat kan leiden tot jeuk. Een soortgelijke reactie treedt soms ook op bij zijde.

Ook synthetische vezels als polyamide (nylon) kunnen irritaties veroorzaken, vooral omdat ze (in tegenstelling tot de natuurlijke vezels) geen vocht opnemen.
Met uitzondering van leer, geven natuurlijke vezels echter zo goed als nooit allergische reacties in de medische betekenis van het woord.

Kleurstoffen

Kleren hebben meestal een kleur, ze zijn ofwel geverfd ofwel voorzien van een print. Dat betekent dus dat er kleurstoffen worden gebruikt, en sommige daarvan zijn wél allergeen, en veroorzaken dus allergische reacties. Daarbij gaat het met name over synthetische ‘azo-kleurstoffen’ en ‘dispersiekleurstoffen’ die gebruikt worden voor het verven van synthetische textiel. Bij transpireren worden die kleurstoffen vaak als het ware overgedragen: ze geven kleur af. Disperse kleurstoffen worden bijvoorbeeld veel toegepast in nylonkousen en panty’s.

Verfstoffen zijn niet de enige oorzaken van allergische reactie. Textiel wordt vaak afgewerkt met zogenaamde kwaliteitsverbeteraars, en ondergaat doorgaans een chemische ‘finish’. De daarbij gebruikte materialen kunnen eveneens allergische reacties veroorzaken. Een bekende finish is bijvoorbeeld het strijkvrij maken van overhemden door middel van kunstharsen, of het gebruik van formaldehyde voor het kreukherstellend maken van kleding. Ook het wasbaar maken van wol middels de zogenaamde Clorine-Hercosett methode (waarbij veel chloor wordt gebruikt) is zo’n finish. Veel van deze chemische toevoegingen, waaronder formaldehyde, zijn niet toegestaan in natuurlijke kleding die is gecertificeerd volgens GOTS (Global Organic Textiles Standard).

Veel mensen zijn gevoelig voor elastaan, dat vaak is verwerkt in bijvoorbeeld ondergoed, sokken, en leggings om er een grotere vormvastheid aan te geven. Binnen de regels van GOTS is het gebruik van elastaan beperkt toegestaan voor bepaalde productgroepen: tot maximaal 10% voor sokken en leggings en maximaal 25% voor sportkleding. Het keurmerk IVN is strenger en staat slechts 5% elastaan toe.

Tips voor gezonde allergievrije kleding:

  • draag alleen kleding van natuurlijke vezels, zoals katoen, linnen, wol, zijde.
  • Was de kleding eerst, alvorens ze te dragen
  • Draag bij voorkeur loszittende kleding
  • Vermijd kleding die is behandeld is met kreukvrije of brandwerende ‘verbeteringen’.
  • Kijk bij gevoeligheid voor elastaan naar de certificering en naar de manier waarop de elastaan is verwerkt. Is de elastaan gemengd met de overige vezels, dan kan hij direct contact maken met de huid en voor problemen zorgen. Zit de elastaan alleen in een boordje? Kijk dan of dit een elastiek is die is omwikkeld met katoen: in dat geval komt de elastaan niet direct op de huid, waardoor het risico van een allergische reactie kleiner wordt.

 

Mulesing

Nederland is geen schapenland. De meeste Nederlandse schapen worden gehouden om het vlees, de wol geldt als een bijproduct waar amper voor wordt betaald.

Dan Australië en Nieuw Zeeland. Daar is de schapenhouderij big business. Vooral de langharige merinosschapen staan er in grote getale. De wol is van hoge kwaliteit, beter dan de Europese. Een gevolg van het gunstige klimaat daar.

Toch leidt dat zelfde klimaat ook tot problemen. Niet alleen merinosschapen gedijen er goed, de omstandigheden zijn ook uitstekend voor vraatzuchtige vlieg met de Latijnse naam Lucilia cuprina. Lucilia voedt zich met van alles, van rottend fruit tot uitwerpselen. En uitwerpselen vindt de vlieg in overvloed rond het wollige achterste van de schapen. Geen smakelijk verhaal, maar wél voor deze zogenaamde ‘blowfly’. Dáár legt de vrouwelijke vlieg dus ook bij voorkeur haar eieren.
Maar nu komt het. De larven die daaruit voorkomen, voeden zich met het levende vlees van het schaap, en scheiden intussen ammoniak af. Het eerste leidt tot vreselijke irritaties en afschuwelijke wonden, terwijl de ammoniakafscheiding leidt tot vergiftigingsverschijnselen. Uiteindelijk kan het schaap sterven aan de complicaties.

De blowfly is een groot probleem, dat het schapenland Australië enorme economische schade berokkent. Er wordt van alles geprobeerd om het vliegenprobleem aan te pakken, maar dat is nog niet zo gemakkelijk. Insecticides, vliegenvallen… het bleken geen afdoende oplossingen.

Een oplossing is wél het ‘mulesing’, zo genoemd naar de ‘uitvinder’ ervan, ene John Mules. Het verhaal gaat dat Mules tijdens het scheren van een schaap per ongeluk wat huid rond de anus wegschaafde. Zo zou hij hebben ontdekt dat het schaap de ellende van de vleesetende larven van de Lucilia cuprina bespaard bleef.

De methode is inmiddels verfijnd, maar het principe blijft gelijk: operatief wordt een laag huid weggehaald, waardoor op die plaats littekenweefsel ontstaat, en dus geen wolgroei. Probleem opgelost, zou je denken. Maar nee, de manier waaróp dat mulesing gebeurt, is volgens de dierenrechtenorganisatie PETA (People for the Ethical Treatment of Animals) ronduit gruwelijk. PETA spreekt van onverdoofde ingrepen, waarbij lammeren ondersteboven aan rekken worden gehangen, van verminking, stress en nog veel meer dierenleed. De boeren hebben het juist over micro-chirurgische ingrepen en wijzen vooral op de ellende die de schapen later bespaard wordt.

Biologische veeteelt?

Hoe zit het met mulesing in de biologische veeteelt? In de biocertificaten GOTS en IVN Best wordt wel aandacht besteed aan dierenwelzijn maar is geen aparte paragraaf over mulesing opgenomen.
Overigens komt mulesing niet overal voor, eigenlijk is het fenomeen beperkt tot Australië, om de eenvoudige reden dat die blowfly in andere klimaatzones niet voorkomt.
Het grootste deel van de wol dat door ‘onze’ merken wordt gebruikt komt uit Patagonië, het onherbergzame zuidelijke deel van Zuid-Amerika waar de blowfly als gevolg van de grote temperatuurswisselingen niet kan leven. De wol van de Argentijnse merinosschapen is daarentegen van superieure kwaliteit. Juist vanwege de kou, de grote verschillen in dag- en nachttemperatuur en de eeuwige harde wind is die dichter en sterker gekroesd dan de Australische.